Hoger beroep tegen voorlopige maatregelen over kinderen?

Datum: 22/12/2022

Hoger beroep tegen voorlopige maatregelen over kinderen?

 

Probleemstelling

Wanneer ouders uit elkaar gaan zitten zij niet altijd op dezelfde lijn over de verblijfsregeling van de kinderen. Zeker wanneer er andere elementen een rol spelen (alcoholgebruik, mentale toestand, geweld, etc.) kan dit tot uitvoerige discussies leiden over de verblijfsregeling die gepast is en in het belang is van de kinderen. Deze discussie zal dan vaak aan de rechtbank voorgelegd worden. De rechtbank zal in haar beoordeling rekening houden met alle omstandigheden en factoren die er spelen en wil een verblijfsregeling opleggen die in het belang is van het kind of de kinderen.

Het gebeurt dan regelmatig dat de rechter van mening is dat zij niet voldoende kennis heeft van de situatie omdat beide ouders een ander verhaal vertellen. Om meer inzicht te krijgen in de situatie kan de rechtbank een sociale studie bevelen. In het kader van deze sociale studie zal een justitieassistente de omstandigheden verder onderzoeken en uiteindelijk een verslag opmaken waarin zij een verblijfsregeling aan de rechtbank adviseert.

De bedoeling is dat deze sociale studies afgerond worden binnen de 3 maanden maar in de praktijk nemen deze sociale studies veel meer tijd in beslag waardoor de ouders verschillende maanden moeten wachten op het verslag.

In afwachting van dit verslag zal de rechtbank wel een voorlopige verblijfsregeling opleggen, een zogenaamde maatregel alvorens recht te doen. Deze verblijfsregeling wordt voorlopig genoemd omdat deze na de sociale studie herzien kan worden en dit rekening houdende met het verslag van de justitieassistentie.

Ook over de voorlopige verblijfsregeling is er vaak discussie tussen de ouders. Vaak is een van de ouders niet gelukkig met de voorlopige verblijfsregeling die door de rechter wordt opgelegd. Vroeger was dit echter geen probleem omdat men tegen deze voorlopige verblijfsregeling beroep kon aantekenen op basis van artikel 1050 van het Gerechtelijk Wetboek.

 

Wijziging van de mogelijkheid tot hoger beroep bij voorlopige maatregelen

In 2015 en 2017 is dit artikel 1050 van het Gerechtelijk Wetboek echter veranderd. Plotseling werd in dit artikel opgenomen dat tegen een uitspraak alvorens recht te doen geen beroep meer aangetekend kan worden tenzij er ook tegen een definitieve beslissing hoger beroep werd aangetekend. In 2017 werd dit dan licht gewijzigd waarbij werd voorzien dat er wel hoger beroep mogelijk was indien de rechter uitdrukkelijk in haar vonnis noteert dat hoger beroep mogelijk was.

Een voorlopige maatregel (ook wel: een maatregel alvorens recht te doen) is volgens de wet een maatregel tijdelijk regelt en die nadien nog herbekeken kan worden.

De wijziging van dit artikel had een zeer grote invloed op familiale zaken. Wanneer een sociale studie werd bevolen en daarbij enkel een aantal voorlopige maatregelen werden opgelegd, zou men namelijk plotseling geen hoger beroep meer kunnen aantekenen tegen deze voorlopige maatregel.

Ouders werden daardoor plotseling geconfronteerd met een voorlopige maatregel waar zij niets meer aan konden doen als zij niet akkoord waren.

 

Het Hof van Beroep te Gent brengt duidelijkheid

Op 21 december 2021 heeft het Hof van Beroep te Gent hier een duidelijk standpunt over ingenomen.

In deze zaak waren er ook een aantal voorlopige maatregelen opgelegd en zou er een evaluatiezitting volgen over 8 maanden. De vader kon zich hier niet mee verzoenen en heeft toch hoger beroep aangetekend. De moeder haalde daarna aan dat het hoger beroep ontoelaatbaar was omdat dit een beroep was tegen een aantal voorlopige maatregelen en niet tegen een eindbeslissing. Het Hof van Beroep te Gent heeft vervolgens haar hoofd hierover gebroken.

In dit arrest heeft het Hof van Beroep te Gent geoordeeld dat een voorlopige maatregel over bijvoorbeeld een verblijfsregeling of het ouderlijk gezag toch een eindbeslissing is waartegen hoger beroep aangetekend kan worden en dit ondanks dat de maatregel slechts voorlopig van toepassing is. Een voorlopige maatregel over het ouderlijk gezag of de verblijfsregeling kan namelijk op een latere situatie nog herzien worden maar dit kan enkel voor de toekomst. Gedurende de wachtperiode wordt deze maatregel effectief toegepast en kan dit niet achteraf gewijzigd worden.

Daardoor kan de voorlopige maatregel dus niet gezien worden als een voorlopige maatregel waartegen hoger beroep maar kan onder strikte voorwaarden zoals voorzien in artikel 1050 van het Gerechtelijk Wetboek.

Met andere woorden: hoger beroep tegen een voorlopige maatregel over het ouderlijk gezag of de verblijfsregeling is volgens het Hof van Beroep te Gent wel degelijk mogelijk.

 

De onderhoudsbijdrage en het kindergeld als voorlopige maatregel

Ook over een onderhoudsbijdrage en de toekenning van het kindergeld kan een voorlopige maatregel opgelegd worden. Wanneer de rechtbank namelijk een voorlopige maatregel oplegt zal zij vaak ook oordelen of er een onderhoudsbijdrage betaald moet worden, alsook het bedrag hiervan, en hoe het kindergeld verdeeld moet worden.

Dit is als het ware een financiële voorlopige maatregel die achteraf ook nog steeds herzien kan worden. Het voordeel van een financiële maatregel is dat, ondanks dat deze in de praktijk uitgevoerd zal moeten worden, deze achteraf wel nog voor het verleden herzien kan worden.

Een financiële voorlopige maatregel is dus effectief een voorlopige maatregel en geen eindbeslissing zoals een verblijfsregeling of een beoordeling over het ouderlijk gezag. Tegen deze maatregelen kan dus alleen hoger beroep aangetekend worden samen met een eindbeslissing.

Aangezien men een beoordeling over het ouderlijk gezag en de verblijfsregeling wel ziet als eindbeslissing, kan men dus wel tegen de financiële maatregel in beroep gaan indien men ook tegen een van deze aspecten in beroep gaat.


Neem gerust contact op met ons kantoor.